Hij was met de nachtschuit gekomen. Toen hij aan dek kwam wees de nachtschout hem de verre nachtstad aan. Uit de nachtbar beneden weerklonk de spotlach van een nachtbraker. En ook de lichtjes van de verre nachtstad leken hem spottend uit te lachen.
Solanum keek de nachtschuit na die
weldra bij de bocht van de rivier verdwenen was. Alhoewel hij zich cultureel
hoog boven volksgeloof verheven voelde, besloot hij toch maar om de heirbaan te
volgen. Twee uur later kwam hij bij een herberg aan.
De gelagzaal was triest
en verlaten. Maar toen de waardin tevoorschijn kwam, kreeg Solanum meteen
goesting in nachtelijke liefde. Achteloos vroeg hij naar haar man. Ze was
weduwe. And a merry widow too. Haar naam was Belladonna.
Ze schoten beiden in de lach. Het gesprek ging de vrolijke kant op
en alles leek goed te vlotten toen plots - tot Solanum's grote ergernis - twee
mannen binnentraden. Vaste klanten die werden voorgesteld als Aart Appel en Tom
Maat. Vrolijke klanten en ruige zuipers bovendien.
In Dionysische vervoering
stelde Solanum voor om die bosbacchanten mores te gaan leren. Aanvankelijk
stelden zijn twee drinkebroers zich nogal bangelijk op. Maar zatter en zatter
geworden, stemden ze uiteindelijk toe. De vrouw ging echter niet akkoord en
sprak terwijl ze Solanum verwijtend aankeek:
Onvervaard trokken de drie helden naar het woud. Het geweer over de schouder. Nauwelijks in het woud of ze hoorden drinkliederen weerklinken. Een rei lieflijk naakte meisjes kwam hand in hand op hen toe gedanst. De drie mannen hadden plots een wijnbeker in de hand, keken elkaar verbijsterd aan, en brachten de beker aan de lippen
Tom Maat was in een patattenveld veranderd. Van Aart Appel schoot
niks meer over dan een berg tomaten.
In plaats van lieflijke meisjes
wrede
wolven.
Tussen de roedel roofdieren in stond Belladonna die hem haatvol
aankeek.