Een caféterrasje. Benjamin zit aan een tafeltje waarop een halfleeg glas Orval staat. Danny komt voorbij en blijft glimlachend staan.
DANNY: Nog altijd dezelfde zuiplap, zie
ik.
BENJA : Godverdomme! Danny!
DANNY: Lang
geleden zeg. Jij waart plots uit Oostende verdwenen. Waar zat je al die
tijd?
BENJA : Ik woon nu in Brussel. Heb daar werk gevonden.
En jij? Nog altijd kappersknecht bij coiffeur Marcel?
DANNY: Nog
altijd knecht. Maar voor niet lang meer.
BENJA : O? Andere
job gevonden?
DANNY: Nee! Ik neem het kapsalon van Marcel over.
Die trekt zich weldra terug en gaat op zijn renten leven. Ik kan de zaak voor
een appel en een ei overnemen. Schone geste van Marcel. Maar ik moet zeggen dat
hij mij altijd als een zoon behandeld
heeft.
BENJA : Proficiat!
DANNY: Danke! Waar
is de tijd hé? Toen we met ons drietjes Oostende en omstreken onveilig maakten.
Men noemde ons de drie musketiers.
BENJA : Fons! Wat is er
van die geworden?
DANNY: Fons? Die is getrouwd en gesteld. Woont
ook in Brussel.
BENJA : Fons getrouwd? Met
wie?
DANNY: Met een meisje.
BENJA : Dat zal
wel! Zeg flauwe grappenmaker!
DANNY: Fons is toevallig getrouwd
met de dochter van mijn baas.
BENJA : Met Iris? Tiens! Zou
je geloven dat ik een poosje gedacht heb dat jij met Iris trouwen
zou.
DANNY: Dat had Marcel ook gehoopt. Maar ’t is heel anders
uitgevallen. Ik ontmoette Yvonne en Iris viel op Fons.