• Conclusie
  • Conclusie: Gevolgen voor de definitie van tekst

    Gevolgen voor de definitie van verhalen

    Het belangrijkste verschil tussen verhalen in het schriftelijke medium en die in hyperfictie is het ordeningsprincipe. In hyperfictie bepalen lezers gedeeltelijk de volgorde waarin zij het werk lezen. Dit sluit temporele en causale verbanden op structureel niveau vrijwel uit. Een plot in de klassiek zin, als de structurele samenhang in de fictionele wereld is in hyperfictie niet vast te stellen omdat deze afhankelijk is van de links die de lezer kiest. De plot van een hyperfictie bestaat uit de associatieve verbanden die binnen het raamwerk van een linkstructuur zijn aangebracht. De mate waarin deze associaties expliciet gemaakt worden, verschilt per hyperfictie en hangt onder meer samen met de vraag of er praktische of metaforische links gebruikt zijn. Associatieve verbanden zouden als ordeningsprincipe naast causaliteit en temporele opvolging, in de definitie van plot moeten worden opgenomen. Hyperfictie maakt duidelijk dat in het schrift belangrijke kenmerken als lineariteit en temporele en causale verbanden geen noodzakelijke eigenschappen zijn van verhalen. Dit laatste werd ook als gesuggereerd door postmodernistische werken en verhalen die gebaseerd zijn op de ruimtelijke vorm.

    Bij een aantal andere mediumonafhankelijke kenmerken blijkt hypertekst enkele aanvullingen op de in het schrift gebruikelijke mogelijkheden te bieden. Zo kan de setting weergegeven worden in afbeeldingen en kan er een kaart gebruikt worden waarop de lezer de beschreven plaatsen kan aanklikken. Vertellers en focalisatie kunnen afgewisseld worden op basis van de keuzen van de lezers. Bij de personages is het mogelijk de lezer als personage aan te spreken, omdat deze acties moet ondernemen, namelijk het aanklikken van de links.

    Naast een andere invulling van bestaande verhaalelementen, maakt hypertekst het mogelijk nieuwe elementen aan verhalen toe te voegen. Een belangrijk element van hyperficties is de link. Links maken in hyperfictie deel uit van de fictionele wereld. Dit blijkt vele mogelijkheden te bieden voor het retorisch gebruik ervan. Links zijn in de narratologie te plaatsen met behulp van de 'possible worlds' theorie, als explicitering van toegankelijkheidsrelaties, de transportmiddelen waarmee de lezer van de ene naar de andere wereld kan gaan. Hyperfictie expliciteert overigens ook de constructie van het tekstuele universum. Het laat zien op welke keuzen werelden gebaseerd zijn, maakt deze keuzen expliciet en laat de uiteindelijke beslissing over aan de lezer. De netwerkstructuur maakt verschillende begin- en eindpunten mogelijk en zorgt ervoor dat de grenzen van de tekst minder scherp af te bakenen zijn dan in het schriftelijke medium. Andere nieuwe kenmerken zijn virtualiteit en de combinatie van verschillende uitdrukkingsmiddelen.

    Hyperfictie vereist tot slot een actievere instelling van de lezer dan schriftelijke werken. Hypertekst kan de lezer de mogelijkheid bieden daadwerkelijke invloed uit te oefenen op de tekst. De meeste hyperficties zijn echter 'exploratief'. Daarbij blijft de invloed echter beperkt tot het kiezen uit verschillende links en daarmee, binnen de door de auteur bepaalde grenzen, de volgorde van de tekst. De lezer kan zich bij het kiezen van de links laten leiden door zijn of haar eigen interessen. De structuur van hyperficties zorgt er overigens voor dat lezers zich niet meer zozeer laten leiden door de vraag hoe het af zal lopen, maar eerder door de wens tot meer informatie over de fictionele wereld. Al deze eigenschappen hebben invloed op de betekenis van een hyperfictie. Als hyperficties geaccepteerd worden als verhalen, dienen deze eigenschappen dus een plaats in de narratologie te krijgen.

  • Conclusie: de literaire potentie van hyperfictie