• Mediumonfhankelijke kenmerken:plot

    Intermezzo

    In dit intermezzo zal ik mij richten op voorbeelden uit de schriftelijke literatuur waarbij net als in hyperfictie, temporele en causale verbanden niet of beperkt voorkomen. Dit zijn de 'ruimtelijke vorm' en bepaalde technieken uit het postmodernisme . Hiermee hoop ik de vraag te kunnen beantwoorden of hyperfictie ondanks het ontbreken van een klassiek plot een verhaal kan bevatten.

    De ruimtelijke vorm

    Volgens Mickelsen ontstaat er een 'ruimtelijke vorm' als de chronologie in een verhaal geëlimineerd of ernstig afgezwakt is. Dit heeft onder andere de volgende gevolgen:

    [T]he tendency in spatial form is for totality as an aggregate of parts to predominate over totality as an ordered, sequential whole [...] without development the narratives 'and then' has atrophied as simply 'and' [...] without causal progression, everything is middle- the beginning almost random, and the conclusion arbitrary. (Mickelsen, 1981: 64-65)
    Deze gevolgen zijn ook in hyperfictie waarneembaar. Het geheel als verzameling van onderdelen in plaats van een geordend, opeenvolgend geheel is duidelijk zichtbaar in de structuur van hyperfictie. De netwerkstructuur van hypertekst maakt een werk noodzakelijk een verzameling onderdelen. Het verschil met schriftelijke werken die in de termen van Mickelsen een ruimtelijk vorm hebben, is dat de combinatie van de onderdelen in een hyperfictie niet per definitie vastligt, maar door het aanbrengen van links gedeeltelijk overgelaten kan worden aan de keuzen van de lezer. De eigenschappen van het schriftelijke medium maakt het vastleggen van een specifieke volgorde noodzakelijk. Het in het citaat genoemde ontbreken van 'en toen' en de willekeur van begin en einde zijn ook op structureel niveau verbonden aan de eigenschappen van hypertekst. Zoals we bij de bespreking van de plot tegenkwamen, ontbreken temporele verbanden grotendeels in hyperfictie. Hiermee vervalt het 'en toen' principe. Bij de paragraaf netwerk kwam aan bod dat dit kenmerk meerdere start- en eindpunten mogelijk maakt, iets dat het begin en einde net als in de ruimtelijke vorm willekeurig maakt.

    De genoemde kenmerken zijn duidelijk zichtbaar in bijvoorbeeld On the Birthday of a Stranger van Michael Joyce. De verschillende fragmenten in deze hyperfictie zijn immers in willekeurige volgorde te lezen. Causale verbanden bevinden zich in deze hyperfictie alleen op het semantische niveau, bijvoorbeeld in de redenen waarom de 'vreemdeling' zijn verjaardag op de beschreven manier viert. Een duidelijke aanwijzing voor het ontbreken van causale verbanden op structureel niveau in deze hyperfictie is het gebruik van metaforische links. Dit levert fundamentele onzekerheid op over het verband tussen de verschillende fragmenten. De enige zekerheid is het genoemde 'and' als constructiemethode. De ruimtelijke vorm is in On the Birthday of a Stranger overigens letterlijk aanwezig in de navigatiemogelijkheid van de kaart.

    Mickelsen noemt fragmentatie en juxtapositie als technieken om zo'n ruimtelijke vorm te bereiken:

    The juxtaposition found in spatial form typically involves mutually conflicting elements; especially in 'heterogeneous juxtaposition... we are surrounded with conflict and contrast and cannot expect to reach a point of rest or understanding in the conventional sense (Shattuck in Mickelsen, 1981: 73)
    Juxtapositie, het naast elkaar plaatsen van verschillende fragmenten, is een van de basistechnieken van hyperfictie. Het verschil met schriftelijke vormen is, dat dit naast elkaar plaatsen gebeurt met behulp van links. De genoemde mogelijkheid van conflicterende elementen in de ruimtelijke vorm is ook in hyperfictie aanwezig. Dit zal later, bij de bespreking van onmogelijke werelden, nog aan de orde komen. De ruimtelijke vorm is in hyperfictie overigens explicieter aanwezig dan in schriftelijke literatuur; omdat links een daadwerkelijk driedimensionale structuur mogelijk maken. Het schrift is altijd gebonden aan twee dimensies, zodat het ruimtelijke zich alleen in het hoofd van de lezer kan bevinden.

    Tot slot beschouwt Mickelsen de 'multiple story' als een middel om de ruimtelijke vorm te benaderen. Ondanks het feit dat hier een lineaire plot behouden is, wordt de lezer door de verschillende verhaallijnen gedwongen om simultane acties te overzien, waardoor de temporele ontwikkeling verstoord wordt (ibid. p.68). In hyperfictie zijn de verschillende verhaallijnen niet noodzakelijkerwijze lineair, zoals te zien is in Cravens In the Changing Room. Een combinatie tussen lineaire en niet-lineaire verhaallijnen is andere mogelijkheid. Deze vorm is terug te vinden in The Color of Television van Moulthrop.

    Het is opvallend dat Mickelsen de ruimtelijke vorm niet beperkt tot een kleine hoeveelheid experimentele literatuur. Hij beschouwt het als een onderscheidend kenmerk van moderne fictie, waarvan de wortels tot in de Romantiek te vinden zijn (ibid. p.78). Ondanks de verschillen tussen hyperfictie en de ruimtelijke vorm in het schrift, zou dit betekenen dat belangrijke kenmerken van hyperfictie terug te vinden zijn in de literatuurgeschiedenis.

    Postmodernistische technieken

    Currie stelt in Postmodern Narrative dat postmodernistische romans rebelleren tegen twee belangrijke wetten uit de filosofische logica: de wet van non-contradictie en de wet van oorzaak en gevolg (Currie, 1998: 58). Het schenden van deze twee wetten uit zich onder meer in het naast elkaar voorkomen van conflicterende elementen en het afwijzen van causale en lineaire verbanden. In dit opzicht is er dus een duidelijk verband tussen het postmodernisme, de ruimtelijke vorm en hyperfictie. Dit verband gaat ook op voor praktische kenmerken als fragmentatie. Bertens en D'Haen beschrijven in het volgende citaat uit Het Postmodernisme in de literatuur de structuur van postmodernistische, gefragmenteerde werken:

    Het staat de lezer uiteraard vrij tussen de verschillende fragmenten een verband te ontdekken, ze een thematische zin te geven, maar nooit bestaat de garantie dat een dergelijk verband [...] gerechtvaardigd, bedoeld, of zelfs maar nuttig is. (Bertens en D'Haen,1988: 20)
    Deze kenmerken vertonen verrassend veel overeenkomsten met de structuur van een hyperfictie waarbij metaforische links overheersen.

    McHale's beschrijving van het literaire postmodernisme maakt het mogelijk de overeenkomsten en verschillen tussen postmodernisme en de hyperfictie te bepalen. Een voorbeeld van een overeenkomst is de nadruk op het constructieproces dat in beide gevallen prominent aanwezig is. In het postmodernisme komt deze nadruk voort uit de belangrijkste drijfveer van deze stroming: het willen stellen van ontologische vragen (McHale, 1987: 10). In hyperfictie is deze nadruk inherent aan het medium: iedere link is een waarneembaar constructiemiddel. Soortgelijke verschillen en overeenkomsten zijn te vinden bij de polyfone structuur (ibid., p 163) en meervoudige einden (ibid., p 109): beide technieken zijn zowel in hyperfictie als in het postmodernisme te vinden, maar hebben een andere functie.

    In het postmodernisme betekenen ze een destabilisering van de ontologische relaties. In hyperfictie zijn ze verbonden aan mogelijkheden van hypertekst, zoals het naast elkaar kunnen vertellen van verschillende verhalen en het geven van invloed aan de lezer bij de opbouw van een verhaal. Het verschil in functie wordt nog duidelijker als McHale beschrijft hoe in het postmodernisme typografie en lay-out een belangrijke rol kunnen spelen. In een aantal gevallen wordt er zelfs gebruikgemaakt van illustraties, meerdere kolommen en collages. Dit zorgt voor duidelijke uiterlijke overeenkomsten met hyperfictie. Toch is er juist in dit geval een groot verschil in functie: in het postmodernisme zijn de technieken bedoeld om nadruk te leggen op de materialiteit van het boek, zodat de scheiding tussen het boek als object en de fictionele wereld die het projecteert, op de voorgrond komt (ibid., p 181).In hyperfictie worden illustraties en dergelijke in de meeste gevallen juist gebruikt om de fictionele wereld te ondersteunen. Het medium is hierbij geen obstakel maar een hulpmiddel. Deze verschillen in functie maken duidelijk dat hyperfictie niet per definitie tot het postmodernisme gerekend kan worden. *

    De overeenkomsten tussen het postmodernisme en hyperfictie laten nogmaals (zie 'ruimtelijke vorm') zien dat belangrijke aspecten van hyperfictie terug te vinden zijn in de narratieve traditie. Hieruit blijkt dat bijvoorbeeld afwijkingen van de temporele en causale volgorde niet per definitie strijdig zijn met het vertellen van een verhaal. In de opinie van Richardson is het zelfs een kenmerk van moderne literatuur in het algemeen dat lezers alleen het ruwe materiaal krijgen en hun interpretatieve inzichten moeten gebruiken voor de bepaling van causale verbanden (Richardson, 1997: 44). Hoewel de plot in het postmodernisme en bij de ruimtelijke vorm wellicht minder sterk aanwezig is dan in klassiekere werken, is er wel degelijk samenhang in de fictionele werelden van deze werken. Deze samenhang is niet (of maar ten dele) gebaseerd op causale en temporele verbanden. De vorming van een plot blijkt dus niet afhankelijk van deze verbanden.

  • Mediumafhankelijke kenmerken

  • Plot in hyperfictie- vervolg
  • Postmodernisme in The Unknown