• Overzicht van de eigenschappen van hypertekst
  • De eigenschappen van hypertekst: linkstructuren

    Netwerk

    Het netwerk is naast de links een van de meest zichtbare kenmerken van hypertekst. Als definitie voor 'netwerk' zal ik hanteren: het geheel aan teksten (en tekstfragmenten) dat met links met elkaar verbonden is. In het netwerk van teksten spelen de links dus een belangrijke rol. De netwerkstructuur van hypertekst heeft een aantal gevolgen voor verschillende, in het schriftelijke medium vanzelfsprekende, eigenschappen van de tekst. Zo is in een schriftelijk werk de hiërarchie heel makkelijk vast te stellen. Er zijn hoofdstukken, paragrafen, alinea's en een inhoudsopgave. Belangrijker is dat deze lineair gerangschikt zijn en dat er maar één hoofdtekst is. Teksten waar naar verwezen wordt en bijvoorbeeld de noten zijn secundaire teksten. Met hypertekst is dit niet langer het geval. De delen van een tekst zijn verbonden aan andere teksten (en tekstdelen). Referenties komen daadwerkelijk op het scherm. Hierdoor is het in de visie van Landow niet langer mogelijk een onderscheid te maken tussen hoofd- en bijtekst. Ook de grens tussen verschillende teksten wordt vaag (Landow, 1991: 60). Hij beschrijft de situatie vanuit hypertekst als concept * als volgt:

    Hypertext [...] emphasises that the marginal has as much to offer as does the central by refusing to grant centrality to anything [...] In hypertext, centrality, like beauty and relevance, resides in the mind of the beholder. (Landow, 1991: 69-70)
    Toch valt er in de praktijk wel degelijk 'centraliteit' te vinden. De meeste sites hebben een 'startpagina' die een vergelijkbare functie heeft als de titelpagina in een boek. Hierop is te zien welke informatie de site bevat en waar deze te vinden is. Op deze manier kan een site min of meer hiërarchisch worden opgebouwd. Maar zelfs als de 'site' als eenheid wordt genomen, is deze door de links zo sterk ingebed in overige teksten en sites dat de grenzen moeilijk zijn vast te stellen.

    Begin en einde

    Een ander probleem is dat van het begin en einde van de tekst (Landow, 1991: 57-59). Deze zijn in een schriftelijk werk heel gemakkelijk vast te stellen: een werk begint bij de eerste zin en eindigt bij de laatste. Bij hypertekst en in het bijzonder ook bij hyperfictie is dit veel moeilijker te bepalen. Waar begint een hyperfictie? In sommige gevallen is er een titelpagina. Dit scherm bevat echter in de meeste gevallen echter ook informatie over de auteur, een 'gebruiksaanwijzing' en dergelijke. Dit is dus geen begin van de hyperfictie. Een andere mogelijke oplossing zou kunnen zijn, dat de pagina met de eerste zin van de hyperfictie het begin vormt. Ook dit levert echter problemen op: een hyperfictie kan op deze manier vele 'beginnen' hebben, bijvoorbeeld bij het gebruik van een montagestructuur. Het probleem wordt nog groter bij hyperficties die iedere keer met een andere pagina beginnen (bijvoorbeeld La Japonaise van John Delacor(inmiddels niet meer op het www)). Een pragmatische oplossing voor dit probleem is de eerste pagina van de hyperfictie die de lezer ziet (dus als hij of zij bijvoorbeeld op de titelpagina op 'begin' heeft geklikt) als het begin van de hyperfictie te beschouwen. De pagina met grafische afbeeldingen van een montagestructuur vormt in dat geval het begin. In het geval van hyperficties die steeds met een andere pagina beginnen, is er dus sprake van meerdere beginnen.

    Het einde van een hypertekst of hyperfictie is nog moeilijker vast te stellen. Zelfs als een hyperfictie een einde heeft, zijn er nog verschillende redenen waarom deze niet als 'het' einde kan gelden. Ten eerste kunnen er meerdere mogelijke einden zijn, eventueel op basis van de keuzen van de lezer (zoals in Lies van Richard Pryll). Ten tweede kan een lezer altijd terug via de browser en andere keuzen maken, waardoor hij of zij het einde omzeilt of uitstelt. Een derde reden heeft te maken met het feit dat een hypertekst altijd uitbreidbaar en veranderbaar is. Een schrijver kan het bestaande einde vervangen door een andere, of een einde toevoegen. Als het om een constructieve hypertekst gaat, geldt dit ook voor de lezer. De lezer kan in dat geval een door hem of haar gewenst einde schrijven, op een plaats naar voorkeur. Ten vierde kan het einde van een hyperfictie onvindbaar zijn, bijvoorbeeld door het falen van links of door de keuze van een verkeerd pad. Tot slot kan de hyperfictie simpelweg zo groot zijn dat het de lezer aan de tijd of de wil ontbreekt om verder te lezen. Zoals bij virtualiteit ter sprake kwam, stopt de opbouw van de tekst op het moment dat de lezer stopt met klikken. Michael Joyce noemt in de klassieker Afternoon een aantal momenten waarop de lezer dit zou kunnen besluiten:

    Closure is, as in any fiction, a suspect quality, although here it is made manifest. When the story no longer progresses, or when it cycles, or when you tire of the paths, the experience of reading ends [...]. (Joyce in Bolter 1991:143)

  • De eigenschappen van hypertekst: multimedialiteit
  • De invloed van het netwerk op het verhaal
  • Het netwerk in The Unknown