• overzicht van de eigenschappen van hypertekst

    Virtualiteit

    Novels are books and books are objects, and therefore they exist like other objects- they are a space in space. (William Gass in Couturier, 1991:52)
    Dit citaat laat zien hoe gemakkelijk de vraag 'waar bevindt zich de tekst?' in het schriftelijke medium te beantwoorden is. Bolter beschrijft in Writing Space hoe dezelfde vraag grote problemen kan opleveren in een digitaal medium:
    The most unusual feature is that these new electronic hard structures are not directly accessible either to the writer or to the reader. The bits of the text are simply not on a human scale. [...] The text is filtered through layers of hardware and software as it passes from writer to reader, even if the writer is reading his or her own text. (Bolter 1991:42)
    Men zou dus kunnen spreken van een virtuele tekst. Deze virtualiteit heeft een aantal gevolgen. Ten eerste heeft men apparatuur nodig om een tekst * te kunnen lezen (ibid.). Om een hyperfictie op het www te kunnen lezen, heeft de lezer onder meer een computer, een verbinding met het internet en een browser nodig. Hiermee plaatst het werk zich in een heel andere context dan gebruikelijk is in het schriftelijke medium. Een boek is een geïsoleerd object, terwijl een hyperfictie omringd en verbonden is aan allerlei andere teksten. De grenzen van een virtuele tekst zijn hierdoor moeilijker vast te stellen.

    Ten tweede verliest de tekst zijn status van wat Couturier 'fixed finality' (Couturier, 1991:47) noemt. De tekst is niet langer een vaststaand gegeven maar kan voortdurend gemanipuleerd en uitgebreid worden. In principe is dit voor zowel de lezer als de schrijver mogelijk. Een aantal schrijvers kiest er voor de vrijheid van de lezer te beperken of te blokkeren. Michael Joyce maakt in dit verband een onderscheid tussen 'exploratory' en 'constructive' hyperteksten (Joyce in De Mul,1997: 7). Alleen in het laatste geval kan de lezer ingrijpen in de inhoud en de structuur van het werk, in het eerste geval kan hij of zij alleen de verschillende organisatiestructuren verkennen (ibid.)

    De netwerkeigenschap van hypertekst zorgt ervoor dat niet alleen de individuele teksten, maar ook het werk als geheel virtueel wordt. Een netwerk bestaat uit losse teksten die verbonden zijn door links. Links geven echter alleen mogelijke verbanden aan, pas als de lezer actie onderneemt, het aanklikken van een link, ontstaat er een daadwerkelijk verband. Op deze manier is de inbreng van de lezer noodzakelijk voor de totstandkoming van de tekst als geheel. Door het al dan niet aanklikken van links beslist de lezer of de tekst verder uitgebreid wordt. Als de lezer stopt met klikken blijven er alleen mogelijke verbanden over. De opbouw van de tekst stopt op dat moment. De mogelijkheid van de auteur om het werk uit te breiden is dus relatief. In het vervolg zal ik echter uitgaan van een zeer welwillende theoretische lezer die gebruik maakt van alle links die hem aangeboden worden.

    Een ander gevolg van de virtualiteit van het werk is dat de omvang niet meer te bepalen is. Hiermee verliest de lezer de zekerheid dat hij of zij in ieder geval over alle informatie beschikt. Deze onzekerheid wordt versterkt door de mogelijkheid dat de hyperfictie in de tijd tussen twee 'bezoeken' gewijzigd is. * De wijzingen en toevoegingen kunnen een grote invloed hebben op het verhaal, waardoor lezers hun eerder verkregen inzichten weer moeten bijstellen. Door de instabiliteit, die hierna besproken zal worden, verliezen lezers tot slot ook nog de zekerheid dat zij de juiste, door de auteur bedoelde, teksten lezen. Bij constructieve hyperficties kan de lezer ervoor kiezen een deel van deze onzekerheden op te heffen. Zo kan hij of zij beslissen eventueel ontbrekende informatie zelf toe te voegen, of onbegrepen verbanden te wijzigen.

    Een laatste gevolg van de virtualiteit is instabiliteit.Dit heeft te maken met de hierboven genoemde 'lagen' software en hardware. Een fout in de software, de hardware of zelfs maar de stroomvoorziening kan de tekst veranderen, beschadigen of ontoegankelijk maken. Dit geldt in het bijzonder ook voor de link, een van de belangrijkste bestanddelen van hypertekst. Door een fout bij het maken van de link kan deze naar een heel andere plaats verwijzen dan de schrijver bedoelde. Daarnaast kan de tekst waar de link naar verwijst, veranderd of zelfs verdwenen zijn.

    Dat dit niet altijd negatief hoeft te zijn bewijst het veelgebruikte credo "It's not a bug, it's a feature" (o.a. Moulthrop,1997:10). Een verkeerde link kan interessante informatie opleveren en in sommige gevallen zelfs humoristisch uitpakken. Moulthrop ziet de link als een uitnodiging om een hele reeks aan mogelijkheden te overwegen, waarvan er slechts één wordt gerealiseerd. Deze gerealiseerde mogelijkheid voldoet volgens Moulthrop meestal niet aan de verwachtingen van de lezer. Op deze manier is de instabiliteit een inherente eigenschap van hypertekst. Instabiliteit kan natuurlijk ook negatieve gevolgen hebben: verkeerde verwijzingen of de ontoegankelijkheid van een bepaald pad kunnen de hyperfictie onbegrijpelijk of oninteressant maken. Daarnaast kunnen herhaalde meldingen dat een document niet gevonden kan worden, lezers dusdanig frustreren dat zij stoppen met lezen.

  • De eigenschappen van hypertekst: Links
  • Virtualiteit in de narratologie
  • Instabiliteit in de narratologie