• Plot-vervolg

    Lineariteit

    Associatieve verbanden als ordeningsprincipe benadrukt nogmaals het (gedeeltelijk) * ontbreken van lineariteit in hyperfictie. (zie plot-vervolg) Hoe belangrijk de lineaire volgorde in een verhaal kan zijn laat Perry zien in zijn artikel 'Literary Dynamics: How the Order of the Text Creates its Meanings'. Hierin beschrijft hij hoe de verwachtingen van de lezer gewekt en vervolgens misleid worden door de volgorde van de gegeven informatie. Hieruit blijkt dat de volgorde een grote bijdrage aan de betekenis van een verhaal levert. Deze optie is voor de meeste schrijvers van hyperfictie echter uitgesloten, * om de simpele reden dat zij minder controle hebben over het specifieke tijdstip waarop de lezer bepaalde informatie krijgt. Daarnaast speelt lineaire volgorde een belangrijke rol bij narratologische analysen. Dit levert dus problemen op voor de analyse van een hyperfictie.

    Een mogelijke oplossing is beschreven door Rabkin met betrekking tot de ruimtelijke vorm. Hij wijst erop dat ook een ruimtelijke vorm een lineaire component heeft, vanwege de temporele beleving van de tekst (Rabkin, 1981: 80). * Lineariteit wordt op deze manier een functie van het leesproces in plaats van het ordeningsprincipe. Doorgetrokken naar hyperfictie betekent dit dat specifieke lezingen lineair zijn, ondanks de associatieve structuur. Hiermee kan de informatie die in de lezing verzameld is, in die specifieke volgorde, geanalyseerd worden als een conventioneel lineair verhaal. Deze oplossing maakt het ook mogelijk om de plot die op deze manier ontstaat, op conventionele wijze te analyseren.

    Een ander voordeel is dat de problemen rond het begin en het einde van de hyperfictie (zie begin en einde) genegeerd kunnen worden: een lezing heeft immers altijd beide eigenschappen. Deze oplossing heeft helaas ook ernstige nadelen. De structuur van hyperfictie en de manier waarop deze is opgebouwd, worden ter zijde geschoven. Hiermee wordt ook de betekenis die ontstaat met behulp van deze structuur, genegeerd. Een tweede nadeel is dat een lezing uit een specifiek pad door de hyperfictie bestaat. Een analyse op basis van een lezing beslaat dus altijd maar een klein deel van de hyperfictie.

    Deze oplossing gaat ook voorbij aan het feit dat het in een hyperfictie wel degelijk mogelijk is om zonder lineaire volgorde een verhaal te vertellen. Rimmon-Kenan stelt dat verhalen per definitie een lineaire volgorde aanhouden en dat zelfs bij experimenten met deze 'text-time' de oorspronkelijke volgorde te reconstrueren is (Rimmon-Kenan, 1996: 45). Bij hyperfictie gaat dit alleen op voor degene die een lineaire structuur handhaven: hyperficties met andere structuren hanteren geen lineaire volgorde en bieden meestal ook geen mogelijkheid deze volgorde te reconstrueren. * In Rimmon-Kenans opinie zou dit onleesbare verhalen moeten opleveren (ibid.).

    De meeste hyperficties zijn echter wel degelijk begrijpelijk. Dit is waarschijnlijk te verklaren met behulp van de verschillende ordeningsprincipes. Lineariteit hangt namelijk samen met ordeningsprincipes. Met name temporele verbanden zijn moeilijk te verwezenlijken zonder lineariteit, maar ook een deel van de causale verbanden verliest hun kracht als oorzaak en gevolg niet in een vast verband tot elkaar staan. * Hyperfictie maakt gebruik van een ordeningsprincipe dat lineariteit niet nodig heeft. Sterker nog, de associatieve verbanden zijn alleen mogelijk als de verschillende tekstonderdelen niet lineair gerangschikt zijn. Daarnaast sluiten de meeste linkstructuren een lineaire volgorde uit. Beide ordeningsprincipes nemen de rol van lineariteit in de begrijpelijkheid van een verhaal blijkbaar over.

    Het is niet toevallig dat de grootste verandering ten opzichte van verhalen in het schriftelijke medium te maken heeft met de ordening van de onderdelen. In hyperfictie heeft de lezer invloed op de volgorde waarin hij of zij het werk leest, binnen de grenzen van de aangeboden links en het gecreëerde netwerk. De plot in een hyperfictie is vergelijkbaar met die van postmodernistische en ruimtelijke werken in het schriftelijke medium: hij is wel aanwezig maar minder sterk dan in klassiekere werken. Associatie als ordeningsprincipe, eventueel in combinatie met de linkstructuur, kan een hyperfictie namelijk voldoende samenhang verlenen om van een plot te kunnen spreken.

    Hiermee voldoet hyperfictie aan alle genoemde kenmerken van een verhaal (zie inleiding fictie): het presenteert een fictionele wereld, er is een verteller en in de fictionele wereld komen vertellers, focalisatoren, gebeurtenissen en een setting voor, die verbonden zijn in een plot. Hypertekst blijkt wel een aantal nieuwe mogelijkheden te bieden voor deze onderdelen. De kenmerken van hypertekst die een rol spelen in hyperfictie zijn gedeeltelijk ook te plaatsen in de narratologie. Zo zijn links te vergelijken met de toegankelijkheidsrelaties in de 'possible worlds' theorie en zijn bepaalde eigenschappen van het netwerk te verbinden aan het tekstuele universum uit dezelfde theorie.

    Andere kenmerken als multimedialiteit, virtualiteit en interactiviteit (zie overzicht mediumafhankelijke kenmerken ) zijn minder direct te plaatsen in de narratologie, maar spelen wel een rol bij de betekenis van een hyperfictie. Als hyperfictie geaccepteerd wordt als verhaal, behoren deze kenmerken een plaats te krijgen in de narratologie.

  • Inleiding The Unknown
  • Conclusie